Veel kinderen werden al op twaalfjarige leeftijd te werk gesteld. Tot 1940 was deze situatie heel normaal.

Kinderen, zowel van arbeiders als van de boeren, werden na de lagere school aan het werk gezet. Tot de Tweede Wereldoorlog was dit een vrij normaal patroon. De kinderen doorliepen 6 a 7 klassen en dan werd het tijd om een bijdrage te leveren aan het huishouden. Of ze moesten thuis mee helpen, of ze werkten ergens anders. In ieder geval verdienden de kinderen hun eigen brood, dus viel er een kostenfactor weg en konden zij tevens ook nog hun verdiensten bijdragen. De kinderen aanvaardden deze situatie, ze zagen niets anders om zich heen. Maar de jonge kinderen hadden in het begin wel duidelijk moeite om zich aan te passen. Vooral de jongens en meisjes die ‘voor dag en nacht’ vertrokken, kregen problemen met heimwee.

Wat vonden de kinderen zelf: Mevr. S. Berkhout-de Wit moest in het begin ‘best even wennen’. Ze kwam op een grote boerderij te wonen, namelijk bij Van Vliet aan de Rijksstraatweg tussen Den Hoorn en Schipluiden. Ze sliep helemaal alleen op de zolder en hoorde de koeien alsmaar loeien. Maar er was ‘geen weg terug’.

Mevr. M. van der Vaart-Noordam vond het in het begin ronduit verschrikkelijk, toen zij in 1930 naar Kees Vreugdenhil aan de Oostgaag moest. Zij kwam daar aan met een pakketje ‘ goeie kleding, een sloofje (schort) en een paar klompen’. Ze heeft weken ’s nachts in haar bed gehuild en gebeden tot de Here ‘laat die slavernij toch overgaan’. Na een periode van zes weken was haar heimwee naar huis over en kon zij de situatie beter aan.

A. Berkhout had er ‘best moeite mee’, toen hij op twaalfjarige leeftijd ‘uitbesteed’ werd bij boer Wim Ammerlaan aan de Heulbrug in Schipluiden. Hij sliep alleen op zolder boven het boenhok. De boer en boerin sliepen wel zo’n dertig meter verder. Hij voelde zich verlaten, ver van huis en wist dat hij de eerste drie maanden nauwelijks thuis zou komen.

J. Keijzer had er minder moeite mee om van huis te gaan, maar hij was dan ook al veertien jaar oud en bleef in de Zuidbuurt. Tevens had hij gezelschap van een leeftijdsgenoot die bij de buren werkte.

Heimwee naar huis was een bekend verschijnsel bij de kinderen. Zij kwamen vaak uit grote gezinnen en werden er op te jonge leeftijd van los gerukt. Na enkele maanden was dit heimweegevoel vaak wel verdwenen. Tijd om er aan toe te geven was er niet. De jongens en meisjes werden de hele dag aan het werk gehouden. ‘Je was in dienst voor dag en nacht’. De kinderen gingen langzamerhand op in de nieuwe gezinssituatie.

Th. Keijzer, die in 1921 op een boerderij in Zouteveen als onderknecht in dienst kwam, herinnert zich: ‘Je had niks te zeggen. Het was je plicht om dag en nacht te werken’. En deze uitspraak zien we telkens terugkomen in de gesprekken. Werken op jonge leeftijd werd heel normaal gevonden, het huis uitgaan net zo.

Trudy Werner-Berkhout, Thema: Werk, Sleutelwoorden: kind, arbeid, Periode: 1900 – 1940, 30-01-2004

Bronnen:

  • T. Werner-Berkhout: Interviews met de dames S. Berkhout-de Wit en M. van der Vaart-Noordam en de heren A. Berkhout, J. Keijzer en Th. Keijzer in 2002